Het verhaal van Mohammed
Het leven van de profeet
Lang voordat Mohammed aan het einde van de 6e eeuw werd geboren, woonde zijn familie al in Mekka. Mekka ligt in het hart van Arabië. Mohammed, in het Arabisch Muhammad, is de zoon van Abdallah, die de zoon is van Abd-al-Moettalib, die de zoon is van Haasjim. Zo wordt in Arabie de naam van een man altijd genoemd met die van zijn voorouders. Die voorouders waren vooral handelaren die met hun kamelen door de woestijn trokken. Hoe belangrijk kamelen waren in die tijd, blijkt uit een oud Arabisch gezegde; “Het bewerken van de grond is een schande en het houden van runderen een slavenberoep, maar het bezit van kamelen getuigt van waardigheid en dat van paarden van onverschrokkenheid.”
Lang voordat Mohammed aan het einde van de 6e eeuw werd geboren, woonde zijn familie al in Mekka. Mekka ligt in het hart van Arabië. Mohammed, in het Arabisch Muhammad, is de zoon van Abdallah, die de zoon is van Abd-al-Moettalib, die de zoon is van Haasjim. Zo wordt in Arabie de naam van een man altijd genoemd met die van zijn voorouders. Die voorouders waren vooral handelaren die met hun kamelen door de woestijn trokken. Hoe belangrijk kamelen waren in die tijd, blijkt uit een oud Arabisch gezegde; “Het bewerken van de grond is een schande en het houden van runderen een slavenberoep, maar het bezit van kamelen getuigt van waardigheid en dat van paarden van onverschrokkenheid.”
De geboorte van de profeet van Allah had veel bijzondere voortekens. Zo wisten de joden uit de oase bij Mekka dat hij was geboren, doordat er een ster aan de hemel verscheen. De Perzen zagen het heilig vuur uitdoven dat al duizend jaar in hun tempel brandde. De geboorte van Mohammed vond plaats rond het jaar 570.
Mohammed trouwde met Chadiedja, een vijftien jaar oudere weduwe. Tot zijn verdriet schonk Chadiedja hem vier dochters en de zonen stierven jong. Voor Arabieren was het een schande geen mannelijke erfgenamen te hebben… Toch bleef Mohammed zijn vrouw trouw. Wel adopteerde hij twee jongens, zijn neefje Ali en een slaaf, Zaid. Toen Mohammed veertig was, had hij de gewoonte om zich hele nachten terug te trekken in een grot op de berg Hira. Daar mediteerde hij en dacht na over het leven. |
Op een nacht in 611 lag Mohammed zoals gewoonlijk in zijn boerde (mantel) gewikkeld in de grot. Ondanks de kou was hij in slaap gevallen. Plotseling werd hij gewekt door een stralend wezen met een wolk van licht. Het wezen sprak de woorden: “Jij bent de profeet van Allah.” Doodsbang en trillend over zijn hele lichaam daalde Mohammed de heuvel af. Hij wist zich geen raad met wat hem was overkomen. Had hij een duivel gezien, of was het de engel Gabriel geweest? Er zouden nog verschillende openbaringen nodig zijn om hem te overtuigen. Die nacht kon hij zijn verhaal alleen kwijt bij zijn vrouw, die lange tijd zijn enige volgeling was.
Mohammed ging andere mensen vertellen over Allah en de engel Gabriel. Hij kreeg al snel een groep volgelingen om hem heen. De leiders van Mekka zagen dat met veel wantrouwen aan. Dat nieuwe geloof, dat was niets. Bovendien vormde die Mohammed een bedreiging voor hun eigen macht. Daarom besloten ze tot een duivels plan om de profeet te doden. Ze kozen uit iedere stam een jonge man en kwamen zo op een groep van twaalf uit die Mohammed moesten doden. Zo zou er niet één dader zijn en kon er niet één familie de schuld krijgen. Want iedereen vreesde de wraak van de familie van Mohammed.
Mohammed ging andere mensen vertellen over Allah en de engel Gabriel. Hij kreeg al snel een groep volgelingen om hem heen. De leiders van Mekka zagen dat met veel wantrouwen aan. Dat nieuwe geloof, dat was niets. Bovendien vormde die Mohammed een bedreiging voor hun eigen macht. Daarom besloten ze tot een duivels plan om de profeet te doden. Ze kozen uit iedere stam een jonge man en kwamen zo op een groep van twaalf uit die Mohammed moesten doden. Zo zou er niet één dader zijn en kon er niet één familie de schuld krijgen. Want iedereen vreesde de wraak van de familie van Mohammed.
Door een hemelse boodschap werd Mohammed op de hoogte gebracht van het gevaar dat hem bedreigde. Samen met zijn neef Ali en met zijn beste vriend Aboe Bakr bedacht hij een plan om te ontkomen. Ali ging in het bed van de profeet liggen met het raam open. Zo zouden alle voorbijgangers denken dat Mohammed daar nog lag te slapen. Intussen sloop Mohammed de stad uit en verborg zich met Aboe Bekr in een grot. De volgende dag ontdekte de moordenaars dat Mohammed was ontkomen. Ze stoven op hun paarden de stad uit en vonden het spoor van Mohammed, dat naar de grot leidde. Maar daar was intussen op wonderbaarlijke wijze een struik gegroeid. De struik bedekte de ingang. Over de struik weefde een spin een web. Een duif maakte er een nest in en ging er broeden. Toen de Mekkanen bij de grot kwamen zeiden ze: “Hier kan niemand zijn.” Ze gingen terug naar de stad en werden na vier dagen het zoeken moe.
Enkele dagen later was de kust weer veilig. Mohammed kon nu doorreizen naar de stad Jathrib. Hier woonden veel van zijn volgelingen. Die waren blij dat hij er was en iedereen bood zijn huis als onderdak voor de profeet aan. Mohammed gaf opdracht een kameel los te laten lopen. Waar het dier stil zou staan, daar zou hij slapen. De kameel stopte voor de deur van een heel gewoon gezin. Bij dit gezin sliep de profeet.
Enkele dagen later was de kust weer veilig. Mohammed kon nu doorreizen naar de stad Jathrib. Hier woonden veel van zijn volgelingen. Die waren blij dat hij er was en iedereen bood zijn huis als onderdak voor de profeet aan. Mohammed gaf opdracht een kameel los te laten lopen. Waar het dier stil zou staan, daar zou hij slapen. De kameel stopte voor de deur van een heel gewoon gezin. Bij dit gezin sliep de profeet.