Het verhaal van Mozes
De Joden in Egypte en de Exodus
In de 13e eeuw voor Christus leefden er veel joden in Egypte en ze waren er een invloedrijke, maar aparte groep. De joden trouwden namelijk niet met Egyptische jongens of meisjes, maar alleen met andere joden. Ook wilden ze maar een God aanbidden, de god van Abraham, Isaak en Jacob en die noemden ze Jahweh. Zo bleven ze een apart volk binnen het Egyptische volk.
Op een zeker moment kwam er een andere farao aan de macht en hem beviel die aparte groep maar niets. Hij was maar al te bang dat de joden zo machtig zouden worden dat ze uiteindelijk de baas in Egypte zouden worden. Daarom verplichtte hij de joden werk te doen, dat normaal door slaven werd gedaan. Daarmee veranderde echter niets, de joden bleven in aantal groeien, tegen al de verdrukking in.
De farao besloot tot een gruwelijke maatregel. Elk jongetje dat bij de joden werd geboren, moest direct in de Nijl worden geworpen. Zo zou het joodse volk vanzelf wel verdwijnen.
Bij een joods echtpaar werd er een jongetje geboren, ze konden hem voor drie maanden verborgen houden. Maar ze waren te bang dat de farao erachter zou komen en de baby alsnog verdronken zou worden in de Nijl. Daarom bedacht de moeder een list. Ze kende de plek waar de dochten van de farao elke dag in de Nijl ging baden. Ze maakte van riet een mandje en van doeken maakte ze hierin een bedje. Ze legde haar zoontje erin. De moeder verborg zich in het riet en toen de Egyptische prinses ging baden, liet ze het mandje drijven in de rivier. Het dobberde met de stroom mee en dreef zo langs de plaats waar de prinses een bad nam. Het mandje werd aan land gehaald en vertederd zag de prinses het jongetje in de mand. Ze besloot het kind te houden en noemde hem Mozes, wat betekent ‘ik heb hem uit het water gered’.
In de 13e eeuw voor Christus leefden er veel joden in Egypte en ze waren er een invloedrijke, maar aparte groep. De joden trouwden namelijk niet met Egyptische jongens of meisjes, maar alleen met andere joden. Ook wilden ze maar een God aanbidden, de god van Abraham, Isaak en Jacob en die noemden ze Jahweh. Zo bleven ze een apart volk binnen het Egyptische volk.
Op een zeker moment kwam er een andere farao aan de macht en hem beviel die aparte groep maar niets. Hij was maar al te bang dat de joden zo machtig zouden worden dat ze uiteindelijk de baas in Egypte zouden worden. Daarom verplichtte hij de joden werk te doen, dat normaal door slaven werd gedaan. Daarmee veranderde echter niets, de joden bleven in aantal groeien, tegen al de verdrukking in.
De farao besloot tot een gruwelijke maatregel. Elk jongetje dat bij de joden werd geboren, moest direct in de Nijl worden geworpen. Zo zou het joodse volk vanzelf wel verdwijnen.
Bij een joods echtpaar werd er een jongetje geboren, ze konden hem voor drie maanden verborgen houden. Maar ze waren te bang dat de farao erachter zou komen en de baby alsnog verdronken zou worden in de Nijl. Daarom bedacht de moeder een list. Ze kende de plek waar de dochten van de farao elke dag in de Nijl ging baden. Ze maakte van riet een mandje en van doeken maakte ze hierin een bedje. Ze legde haar zoontje erin. De moeder verborg zich in het riet en toen de Egyptische prinses ging baden, liet ze het mandje drijven in de rivier. Het dobberde met de stroom mee en dreef zo langs de plaats waar de prinses een bad nam. Het mandje werd aan land gehaald en vertederd zag de prinses het jongetje in de mand. Ze besloot het kind te houden en noemde hem Mozes, wat betekent ‘ik heb hem uit het water gered’.
Mozes groeide als een prins op aan het hof van de farao, maar hij kwam er toch achter dat hij een jood was. Hij vluchtte uit Egypte en werd een herder. Op een dag toen hij zijn kudde een berg had opgedreven kreeg hij een opdracht van God. Hij zag een braambos waaruit vlammen omhoog schoten zonder dat de struik brandde. Mozes hoorde ineens een stem die riep: ‘Mozes, Mozes! Ik ben Jahweh, de God van uw vaderen. Ik heb de ellende van mijn volk gezien. Daarom heb ik besloten hen uit Egypte te leiden, naar een land van melk en honing. Jij Mozes, moet terug gaan naar de farao en hem mijn bevel doorgeven. Laat mijn volk gaan dat is de boodschap die je hem moet brengen. Onder jouw leiding zullen de joden Egypte verlaten.’
De tien plagen van Egypte
In Egype was een nieuwe farao aan de macht gekomen, die nog meedogenlozer optrad tegen de joden. Hij had hen ingezet bij de bouw van steden en tempels, die moesten dienen om zijn nagedachtenis in alle eeuwen te bewaren. Toen Mozes dan ook samen met zijn broer Aaron aan het hof verscheen, werden zij door de farao uitgelachen en weggejaagd. De volgende dag wachtten Mozes en Aaron de farao op, toen hij ging baden in de Nijl. ‘Laat mijn volk gaan’, sprak Mozes, ‘anders zal onze God het water van de Nijl in bloed veranderen.’ De farao moest lachen, maar Mozes stak zijn staf in het Nijlwater en dat nam onmiddellijk een diep rode kleur aan. Tegelijk veranderde al het water in Egypte in bloed. De farao schrok, maar liet de twee joden opnieuw verjagen. De mannen lieten zich niet zo makkelijk van hun stuk brengen en bezochten de farao de dag daarop opnieuw. Weer weigerde de koning en nu werd Egypte geplaagd door een enorme stroom met kikkers. Overal liepen, sprongen en kwaakten ze rond, zo hard zelfs dat de farao die nacht geen oog dicht deed. En opnieuw bracht Mozes de boodschap over van Jahweh: ‘Laat mijn volk gaan’. De farao was koppig en weigerde opnieuw. In de dagen daarna werd Egypte geteisterd door muggen, muskieten, door veepest en door zweren, door hagel en sprinkhanen en tenslotte door een diepe duisternis. |
Maar nog liet de farao de joden niet gaan. Daarop sprak Mozes: ‘Dit zegt Jahweh, de God van Abraham, Isaak en Jakob. Laat mijn volk gaan, anders zal deze nacht elke oudste zoon van de Egyptenaren sterven.’ De farao had nog niets geleerd en liet de mannen opnieuw verjagen.
Toen liet Mozes de oudsten van zijn volk bij elkaar roepen en zei: ‘Slacht vanmiddag nog een lam en bestrijk de deur van jullie woningen met zijn bloed. Vannacht zal de Engel des Doods dit land bezoeken en elke oudste zoon met zich meenemen. Hij zal alleen voorbij gaan aan de huizen die met het bloed van een lam besprenkeld zijn. Maak je tegelijk klaar voor vertrek, want zo is de wil van God.’ Elk joods huis werd met het bloed van een lam besprenkeld en alleen daar werden de oudste zonen gespaard. Verder stierven overal in die nacht kinderen, zelfs de zoon van de farao. En nu was de macht van de koning gebroken. Wanhopig riep hij Mozes toe: ‘Neem je volk mee, nu meteen en verlaat dit land.’ Mozes knikte en ging. De joden, die op zijn teken hadden gewacht, volgden hem. Jahweh wees hen zelf de weg, door overdag als een grote stofwolk voor hen uit te trekken en ’s nachts als een vuurzuil. |
Op dit schilderij die je een van de 10 plagen van Egypte. Als je op de afbeelding klikt, kun je het schilderij goed bekijken.